De Drentsche patrijshond (ook wel Drent genoemd) wordt gefokt met 3 belangrijke karakter eigenschappen: als jachthond, als erfhond en als gezinshond.

De Drent is een allround jachthond. Het ras is ontstaan voor de grote ruilverkavelingen, die in Drente plaats vonden vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw. In kleine akkers afgescheiden door houtwallen en heidevelden werd gejaagd met Drentsche Patrijshonden. Deze kleine akkers waren dankzij hun beschutting een eldorado voor veerwild en daarmee bij uitstek geschikt om te bejagen met een hond die kort onder het geweer werkt met relatief kleine slagen en goed een singel, houtwal of een wieke (brede veensloot) kan afzoeken. De witte kleuraftekening van de hond is hierbij van groot nut: de jager kan zijn hond zo uitstekend volgen en ziet hem, zelfs op enige afstand, voorstaan (ârret) op het wild in de houtwal. Na het op commando opstoten zal de hond het gevallen wild zeker terug opzoeken. Hij is zacht in de bek en zal het dus, na het opgespeurd te hebben, onbeschadigd naar de baas apporteren. Als jachthond is de Drent een actieve, nieuwsgierige hond die graag werkt en ook eigen inbreng heeft omdat hij zelfstandig het jachtveld moet kunnen afzoeken. Hij blijft dicht bij de jager.

In zijn rol als erfhond is de Drent waaks en alert en staat zijn mannetje wanneer dit nodig is.
Hoewel de Drentsche Patrijshond niet agressief is, zal hij wel het erf bewaken. Bezoekers worden blaffend bij de baas aangemeld. Dit vindt zijn oorsprong in de geschiedenis van het ras. Drentse boeren verkochten veel producten aan huis. Bezoekers moesten dus wel opgemerkt en bij de baas ‘gemeld’ worden, maar mochten niet verjaagd worden. De Drentsche Patrijshond begroette de klanten dan ook vriendelijk.

De Drent is een hele lieve, aanhankelijke huishond die zich sterk verbonden voelt met zijn familie en goed met kinderen kan omgaan. Wat betreft kinderen moet de Drent wel eens tegen zichzelf in bescherming worden genomen, omdat er soms meer van kinderen toelaten wordt dan goed is. Ook met andere honden kunnen zij goed spelen. Er kan wel wat te veel enthousiasme in het spel ontstaan, en moet de (vaak nog jonge) hond wat gekalmeerd worden. De Drent is geen hond voor een buitenkennel. Hij heeft het gezelschap van mensen echt nodig.

Door zijn zachte karakter is de Drentsche Patrijshond absoluut ongeschikt voor een harde opvoeding. Wel dient de hond zéér consequent opgevoed te worden. Die opvoeding duurt ook lang, en een Drent is relatief laat af. Normaal bereiken Drenten pas in hun derde levensjaar volwasdom. Er zijn ook vele gevallen bekend waar dat wel tot 5-6 jaar duurde!

De Drent is lekker eigenwijs en speels, daarom zal de opvoeding flink wat geduld vergen, maar ook een flinke dosis humor. De Drent is daarnaast een hond die zijn beweging nodig heeft. Ze zijn graag buiten en het zijn dan ook geen honden die op een flatje kunnen wonen met dagelijks een kwartiertje buiten. De drent wordt onhandelbaar en duidelijk ongelukkig in zo'n situatie.

De Drent is een over het algemeen gezonde hond, maar er komen een aantal erfelijke ziekten voor, met name PRA (progressieve retina-atrofie), HD (heupdysplasie) en epilepsie. Deze problemen kunnen teruggedrongen worden door een actief testprogramma en dna-onderzoek. Verantwoordelijke fokkers fokken enkel met gezonde ouderdieren.

De Drentsche Patrijshond is beroemd om zijn "zelfreinigende" vacht. Een uurtje na de thuiskomst van een flinke wandeling in de modder in de velden, is de hond weer wonderbaarlijk schoon en ligt uw huis of de mand/kennel vol zand :-) . De vacht behoeft weinig of geen onderhoud, af en toe wat dode haren uitborstelen (maar zeker niet te vaak!), de bevedering netjes kammen en de oren wat bijknippen is voldoende.

De drent heet in het Engels "Dutch Patridge Dog", in het Duits "Holländische Rebhunhund" en in het Frans "Epagneul à perdrix de Drenthe".